Terug
Gepubliceerd op 08/07/2022

2022_VB_00170 - Aanpassing rechtspositieregeling - eindejaarstoelage/fietslease/vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer/omstandigheidsverlof en aanpassing arbeidsreglement - bijlage fietspolicy - Goedkeuring

Vast Bureau
di 05/07/2022 - 09:35 Schepenzaal
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Rechtspositieregeling (RPR).

Samenstelling

Aanwezig

Wim Dries, Burgemeester voorzitter; Anniek Nagels; Erhan Yilmaz; Alessandro Cucchiara; Toon Vandeurzen; Karel Kriekemans; Yilmaz Kurtal; Sara Roncada; Hilde De Wilde, Algemeen directeur

Verontschuldigd

Kathleen Parthoens

Secretaris

Hilde De Wilde, Algemeen directeur

Voorzitter

Wim Dries, Burgemeester voorzitter
2022_VB_00170 - Aanpassing rechtspositieregeling - eindejaarstoelage/fietslease/vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer/omstandigheidsverlof en aanpassing arbeidsreglement - bijlage fietspolicy - Goedkeuring 2022_VB_00170 - Aanpassing rechtspositieregeling - eindejaarstoelage/fietslease/vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer/omstandigheidsverlof en aanpassing arbeidsreglement - bijlage fietspolicy - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid (bijzonder)

Via beslissing van de gemeenteraad d.d. 24 november 2016 werd o.a. de bevoegdheid tot vaststelling / wijziging van de rechtspositieregeling, het organogram en de personeelsformatie aan het college gedelegeerd.

De beslissing van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn dd.22 januari 2019 inzake de delegatie van de bevoegdheid voor het vaststellen van de rechtspositieregeling aan het Vast Bureau.

Aanleiding en context

Aanpassing rechtspositieregeling 

1. Op 4 april 2022 werd het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2022 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad met betrekking tot de eindejaarstoelage. Door dit besluit wordt het variabel gedeelte van de eindejaarstoelage verhoogd van 2,5 % naar 3,6 % van het jaarsalaris. Ook wordt de plafonnering van de eindejaarstoelage tot 1/12de van het jaarsalaris opgeheven. Opmerking: naar aanleiding van de communicatie van minister Somers (december 2021) werd reeds rekening gehouden met deze wijzigingen.

2. Op 14 april 2021 werd het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 12 maart 2021 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Lokale besturen kunnen sinds de goedkeuring van dit besluit een fietslease aanbieden aan hun medewerkers. Dit besluit regelt, naast enkele coronagerelateerde zaken en pleegzorg voor statutair personeel, ook de mogelijkheid voor lokale besturen om als werkgever personeelsleden vrijwillig vakantiedagen en/of eindejaarstoelage en/of fietsvergoeding in te laten ruilen tegen voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit. Het Bestuur besliste dat het personeelslid enkel vrijwillig de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk kan omzetten tegen voordelen ter bevordering van de fietsmobiliteit. Dit werd door middel van artikel 188bis toegevoegd aan de rechtspositieregeling. 

3. Op 12 april 2022 werd het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2022 gepubliceerd. Dit besluit wijzigt artikel 164 van het BVR RPR in die zin dat ook personeelsleden die de verplaatsing van en naar het werk volledig of gedeeltelijk met een speedpedelec afleggen, aanspraak maken op een fietsvergoeding.

4. Er werd reeds voorzien in de uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot flexibiliseren van de opname van het rouwverlof dat toepasselijk is op de contractuele personeelsleden van lokale besturen. De Vlaamse regering werkte aan een gelijkaardige regeling voor de statutaire personeelsleden van lokale besturen. Op 4 april 2022 werd het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2022 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit besluit voorziet in de uitbreiding van het aantal dagen rouwverlof voor de statutaire personeelsleden van lokale besturen in artikel 209 BVR RPR. Bovendien werd met het oog op het bereiken van de beleidsdoelstelling nr 12 (performant, mens- en marktgericht georganiseerd zijn), actieplan 3 (een performant personeelsbeleid voeren met oog voor het welzijn van de medewerker) en actie 9 (een samenhangend en transparant verlonings- en beloningssysteem) nog enkele aanpassingen gedaan met betrekking tot de opname van het omstandigheidsverlof. 

Aanpassing arbeidsreglement 

Op 14 april 2021 werd het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 12 maart 2021 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Lokale besturen kunnen sinds de goedkeuring van dit besluit een fietslease aanbieden aan hun medewerkers. Dit besluit regelt, naast enkele coronagerelateerde zaken en pleegzorg voor statutair personeel, ook de mogelijkheid voor lokale besturen om als werkgever personeelsleden vrijwillig vakantiedagen en/of eindejaarstoelage en/of fietsvergoeding in te laten ruilen tegen voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit. Het Bestuur besliste dat het personeelslid enkel vrijwillig de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk kan omzetten tegen voordelen ter bevordering van de fietsmobiliteit. Bij het arbeidsreglement zal een bijlage worden gevoegd met betrekking tot de fietspolicy. Een fietspolicy is een document waarin het bestuur de afspraken vastlegt bij het gebruik van de fiets door het personeelslid.

Argumentatie

Aanpassing rechtspositieregeling 

Voorgesteld wordt om 4  artikels in de rechtspositieregeling (RPR) te wijzigen en 1 artikel toe te voegen zoals hierna uitgewerkt: 

1. Artikel 186 van de RPR: Eindejaarstoelage - wijziging 

Artikel 186 (aanpassing GR 28.05.2009 – CBS en VB 05.07.2022)

Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijk gedeelte[1] aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.

Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt vastgesteld zoals bepaald in artikel 135 van het Besluit van de Vlaamse Regering en latere wijzigingen en/of toevoegingen. 

Het forfaitair gedeelte wordt berekend als volgt :

  1. het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2007 317,53 EUR;
  2. vanaf 2008 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van  het vorige jaar en de teller gelijk aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig;
  3. het bedrag dat het resultaat is van de berekening in punt 2, wordt verhoogd met 248,74 EUR;
  1. het bedrag dat het resultaat is van de berekening in punt 3 wordt vervolgens verhoogd met 250,00 EUR :
    1. vanaf 2008 voor het personeelslid dat op 1 december 2008 behoort tot het niveau C, D of E;
    2. vanaf 2009 voor het personeelslid dat op 1 december 2009 behoort tot het niveau B of A, en voor de functiehouders in de graden van stadssecretaris, adjunct algemeen directeur en financieel directeurr;
  2. het bedrag dat  het resultaat is van de berekening in punt 4 wordt voor alle personeelsleden :
    1. voor het jaar 2010 verhoogd met 100,00 EUR;
    2. voor het jaar 2011 verhoogd met 200,00 EUR;
    3. voor het jaar 2012 verhoogd met 300,00 EUR;
  3. vanaf het jaar 2013 wordt  het bedrag dat het resultaat is van de berekening in punt 4 voor alle personeelsleden verhoogd met 400,00 EUR. 

Het veranderlijke gedeelte wordt berekend als volgt :

3,6 procent van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn/haar functie wel volledig had uitgeoefend.

[1] De zinsnede “met dien verstande dat de eindejaarstoelage nooit meer mag bedragen dan een twaalfde van het jaarsalaris” werd geschrapt naar aanleiding van de communicatie van minister Bart Somers omtrent het uitbetalen van de eindejaarstoelage conform het sectoraal akkoord van 9 juni 2021. 

2. Artikel 188bis van de RPR: fietslease - toevoeging

Artikel 188bis (CBS en VB 05.07.2022) 

§1. De eindejaarstoelage kan op vraag van het personeelslid geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een eindejaarstoelage in geld zoals omschreven in de Rechtspositiebesluiten van 7 december 2007 en 12 november 2010. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de eindejaarstoelage.

Het theoretisch budget waarvan sprake in voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest binnen de grenzen van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en zijn bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de eindejaarstoelage onverkort van toepassing. 

Het personeelslid moet zijn keuze om de eindejaarstoelage geheel of gedeeltelijk om te zetten maken op een moment dat er nog geen verworven rechten op die eindejaarstoelage bestaan.  Wanneer het personeelslid kiest voor een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage, vermindert hiermee het bruto bedrag van de eindejaarstoelage.

Indien het theoretisch budget meer was dan nodig voor de gekozen voordelen, wordt het saldo aan het personeelslid overgemaakt na afhouding van de noodzakelijke bijdragen en uiterlijk tijdens de maand december van het in aanmerking te nemen jaar. In voorkomend geval worden die teruggestorte gelden beschouwd als een gewone premie in geld. 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit zijn uitgewerkt in de fietspolicy, opgenomen als bijlage aan het arbeidsreglement.

3. Artikel 216 van de RPR: Vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer - wijziging 

Artikel 216 (gewijzigd CBS 11.12.2018 - CBS en VB 05.07.2022)

Het personeelslid geniet een vergoeding voor maximaal twee verplaatsingen per dag met de fiets of de speedpedelec, vermeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 14°, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 10 april 1992 tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, indien de minimumafstand – enkel gemeten – 500 m is. 

Bovenvermelde vergoeding bedraagt 0,145 EUR per kilometer (à 100 %), aangepast aan de fiscale index.

4. Artikel 265 en 266 van de RPR: Omstandigheidsverlof - wijziging 

Artikel 265 (Gewijzigd CBS en VB 05.07.2022)

Het personeelslid heeft recht op een omstandigheidsverlof n.a.v. volgende gebeurtenissen :

1.  Huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een ver­kla­ring van wettelijke samenwoning door het personeels­lid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burger­lijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten

   4 werkdagen

2.  Bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wette­lijk afstamt van de werknemer:

      voor een geboorte vanaf 1 januari 2021

       


      voor een geboorte vanaf 1 januari 2023

 


15 werkdagen: dient te worden opgenomen binnen 4 maanden vanaf de dag van de bevalling

 

20 werkdagen: dient te worden opgenomen binnen 4 maanden vanaf de dag van de bevalling 

3.   Overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden

 

 

 

 

 

 


3.1 overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner

 

3.2 overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden


3.3 overlijden van een pleegkind in het kader van kort-durende pleegzorg op het moment van het overlijden

10 werkdagen: dient op volgende wijze te worden opgenomen: 

  • De eerste drie dagen tijdens de periode die begint te lopen op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis (als de periode tussen het overlijden en de begrafenis korter is, krijgt men alsnog 3 dagen aaneensluitend);
  • De zeven resterende dagen tijdens het jaar dat volgt op de dag van het overlijden.



4 werkdagen 

 

 

4 werkdagen 

 

 

1 werkdag

4.  Huwelijk van een kind van het personeelslid, van de sa­men­wonende of huwelijkspartner

  2 werkdagen

5.  Overlijden van een bloed- of aanverwant van het perso­neels­lid of de samenwonende partner in om het even wel­ke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeels­lid of de samenwonende partner

  2 werkdagen

6.  Overlijden van een bloed- of aanverwant van het perso­neels­lid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid of de samen­wonende partner

  1 werkdag

7.   Huwelijk van een bloed- of aanverwant :

        a) in de eerste graad, die geen kind is;

        b) in de tweede graad, van het personeelslid, de samen­wo­­nen­de of huwelijkspartner

de dag van het huwelijk

8.   Priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspart­ner, of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzus­ter van de werknemer

de dag van de rooms-katholieke plechtig­heid, of een daarmee overeenstemmende plech­tigheid bij een andere erkende eredienst

9.  Plechtige communie van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner; 

        deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan het feest van de vrijzinnige jeugd;

deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de rooms-katholieke plechtige communie

de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag

10. Gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige

de nodige tijd, maximaal één dag

11. Deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanma­ning van de arbeidsrechtbank

de nodige tijd

 

Artikel 266 (Gewijzigd CBS en VB 05.07.2022)

Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in punt 2 van artikel 265. De volgende beloningsregeling geldt voor het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in punt 2 van artikel 265: 

Statutairen  

  • als de geboorte vanaf 1 januari 2021 plaatsvindt, heeft het statutaire personeelslid gedurende de eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris en gedurende de vijf resterende dagen recht op een brutosalaris van 82%;
  • als de geboorte vanaf 1 januari 2023 plaatsvindt, heeft het statutaire personeelslid gedurende de eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris en gedurende de tien resterende dagen recht op een brutosalaris van 82%.

Om het salaris te bepalen, wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro tegen 100%

Contractuelen

Voor het contractuele personeelslid wordt het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in punt 2 van artikel 265, toegekend conform de regeling, vermeld in artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. 

Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse arbeid, dan wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.

 Het personeelslid moet hiervoor een tijdige (vooraf of zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis) gemotiveerde (op basis van bewijsstukken) aanvraag indienen. Het omstandigheidsverlof moet, behoudens hierboven anders vermeld, worden opgenomen binnen de 4 maanden vanaf de gebeurtenis die er aanleiding toe gaf zich heeft voorgedaan. 


Aanpassing arbeidsreglement 

Bij het arbeidsreglement zal een bijlage 20 worden toegevoegd met betrekking tot de fietspolicy. Zie hieromtrent apart document in bijlage. 


Na het syndicaal onderhandelings- en overlegcomité van 10 juni 2022 werd er omtrent de aanpassing van de rechtspositieregeling en de wijziging van het arbeidsreglement een protocol van akkoord getekend door de representatieve vakorganisaties. Wat betreft de wijziging van het arbeidsreglement werd er wel een bijkomende opmerking geformuleerd, namelijk: "Namens ACOD vragen we rekening te houden met de opmerkingen omschreven in het verslag van het SOC van 10/06/20222". Het ACOD liet bijkomend ook nog weten dat ze akkoord waren met de opmerkingen zoals opgenomen in het ontwerpverslag van 10 juni 2022. Dit ontwerpverslag is opgenomen in bijlage. 

Juridische grond

  • De Wet op de syndicale onderhandelingen van 19 december 1974;
  • De Wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978; 
  • Het Decreet over het Lokaal bestuur van 22 december 2017;
  • Het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake de rechtspositieregeling van het personeel; 
  • De algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Regelgeving bevoegdheid

Het vast bureau is bevoegd op basis van artikel 84-85 van het decreet over het lokaal bestuur, de bevoegdheden van het dagelijks bestuur zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement.
<p>Het vast bureau is bevoegd op basis van artikel 84-85 van het decreet over het lokaal bestuur, de bevoegdheden van het dagelijks bestuur zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement.</p>

Besluit

Het vast bureau beslist:

Artikel 1

Het Vast Bureau beslist om de rechtspositieregeling van het personeel en het arbeidsreglement aan te passen zoals uitgeschreven in het motiverend deel en in de bijlagen.