In het meerjarenplan 2020-2025 is een beleidsdoelstelling opgenomen m.b.t. het duurzaam, evenwichtig en transparant financieel beleid van stad Genk. In het kader daarvan stelt de stad zich tot doel een evenwichtige basisfinanciering te hanteren via fiscaliteit en algemene fondsen. De stad wenst dit o.m. te realiseren aan de hand van een evenwichtig belasting- en retributiebeleid en kwaliteitsvol beheer van alle lokale belasting- en retributiereglementen. Er wordt een algemene en evenwichtige spreiding van de belastingdruk nagestreefd over al de belanghebbenden op het grondgebied van de gemeente.
De gemeenteraad stelde op 27 april 2017 volgend belastingreglement vast: “Belasting op woningen en gebouwen die beschouwd worden als leegstaand in het kader van het intergemeentelijk samenwerkingsverband ‘Lokaal Woonbeleid GAOZ’ (= Genk, As, Opglabbeek, Zutendaal) voor de periode 01-06-2017 tot en met 31-12-2019”. Gezien de budgetnoodwendigheden en de financiële toestand van de Stad Genk is het aangewezen om dit belastingreglement te continueren.
Vanuit het duurzaamheidsprincipe en het streven om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan, is het wenselijk dat het voor wonen beschikbare patrimonium op het grondgebied van de stad optimaal wordt benut en dat een langdurige leegstand van woningen, gebouwen en kamers wordt voorkomen en bestreden. De Vlaamse Wooncode stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid.
Het bijhouden van een leegstandsregister conform het Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid is verplicht voor gemeenten die deelnemen aan een gesubsidieerd intergemeentelijk samenwerkingsproject ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, zoals het intergemeentelijk samenwerkingsverband ‘Lokaal Woonbeleid GAOZ’.
Met het belastingreglement op woningen, gebouwen en kamers die beschouwd worden als leegstaand in het kader van het intergemeentelijk samenwerkingsverband ‘Lokaal Woonbeleid GAOZ’ worden ook onderstaande effecten beoogd:
Daarbij worden volgende principes gehanteerd:
- Vrijstelling voor panden met opname in de stedelijke databank voor handelspanden i.f.v. leegstandsbestrijding. Zolang de opname loopt, is de vrijstelling van toepassing. Hiermee wordt een stimulans geboden aan handelaars om in dit systeem te stappen, zodat ze vrijgesteld worden van een mogelijke heffing. Dit verhoogt de sterkte en slaagkansen van het activeringsinstrument van de afdeling Economie.
- Vrijstelling voor handelspanden niet gelegen in een kernwinkelgebied, maar waarvan de herbestemming naar een niet-handelsfunctie vanwege bouwvoorschriften uit een BPA of RUP niet mogelijk zijn. De vrijstelling wordt slechts toegestaan wanneer de eigenaar aantoont voldoende inspanningen geleverd te hebben om het pand te activeren.
- Vrijstelling voor panden van een lokaal bestuur (OCMW en gemeente). Omwille van het volledig publieke karakter van de doelstellingen van lokale besturen en het feit dat dit patrimonium wordt aangewend voor publieke doeleinden, worden deze gebouwen en woningen onttrokken aan een heffing. Bovendien heeft een heffing in dit geval geen enkel activerend effect, aangezien de heffing ter activering betaald dient te worden door een entiteit die tegelijk belastingplichtige en belastingbegunstigde is.
- Vrijstelling voor panden, aangewend voor taken zonder commercieel of industrieel karakter, van het Autonoom Gemeentebedrijf (AGB) .
Vanaf aanslagjaar 2020 wordt de leegstandsheffing op kamers toegevoegd. In het belastingreglement op leegstand, goedgekeurd door de gemeenteraad op 27 april 2017, werd de heffing op kamers expliciet uit het reglement gelaten. In 2016 stonden er immers 71 studentenkamers op 270 leeg, zo’n 26,3%. Tot augustus 2014 werd echter nog een subsidie uitgekeerd door de stad voor de realisatie van studentenkamers. Er was dus sprake van een overaanbod op de markt. Het bestuur koos ervoor om deze leegstaande kamers eerst op een andere manier te activeren, dan via een belastingreglement. Eigenaars moesten eerst de kans krijgen om hun leegstaande kamers zelf te herbestemmen. Uit de leegstandscijfers bleek immers dat het vooral ging om oude studentenkamers die door de komst van nieuwe kamers met een hoger comfort uit de markt werden geduwd. Er werd ook afgeraden aan ontwikkelaars om nog nieuwe studentenkamers te bouwen, aangezien de markt verzadigd was. Te veel nieuwe kamers zou immers nog meer leegstand kunnen creëren.
Anno 2020 geldt dit argument niet meer. De subsidie werd al 5 jaar geleden afgebouwd en de dienst wonen contacteerde in 2017 alle eigenaars van leegstaande kamers om te bekijken of ze nog verder gingen met de verhuur. Onder andere door deze acties, was in 2019 de leegstand gedaald naar 28 kamers op 269 kamers, of 11%. Het overaanbod is grotendeels weggewerkt, o.a. door meer promotie en herbestemming. De leegstand van deze kamers is vaker te wijten aan frictieleegstand, of enkele projecten waarvan de eigenaars niet beslissen wat ze er mee willen aanvangen. In dergelijke gevallen is een heffingsreglement wel een effectief beleidsinstrument en moeten kamers opnieuw heffingsplichtig worden gemaakt.
Het is budgettair noodzakelijk belastingen te heffen die toelaten de uitgaven van steden en gemeenten in het algemeen te financieren, en aldus de continuïteit van de werking van de stadsdiensten en de dienstverlening – ook op lange termijn – te kunnen handhaven. Belastingen vormen immers een belangrijke bron van inkomsten voor steden en gemeenten, waardoor deze één van de pijlers vormen van de gemeentelijke autonomie. Om een belasting te kunnen innen, dient er een belastingreglement te worden opgesteld als wettelijke basis.
Het belastingreglement op woningen, gebouwen en kamers, die beschouwd worden als leegstaand in het kader van het intergemeentelijk samenwerkingsverband ‘Lokaal Woonbeleid GAOZ’ (= Genk, As, Oudsbergen, Zutendaal) voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 wordt door de raad vastgesteld.